Nederlands:
“Geboorte gevolgd door Mattheus en andere gedichten” is een dichtbundel van Ed. Hoornik, uitgegeven door A. A. M. Stols in ‘s-Gravenhage in 1946. Deze vierde editie omvat 88 pagina’s en meet 12 cm x 20 cm. Het boek is een hardcover met stofomslag, hoewel de stofomslag beschadigd is. De conditie van het boek zelf is goed.
Eduard (Ed) Jozef Antonie Marie Hoornik (Den Haag, 9 maart 1910 – Amsterdam, 1 maart 1970) was een Nederlandse dichter, behorend tot de Amsterdamse school. Aanvankelijk was zijn werk sociaal-kritisch. Zijn latere werk is sterk getekend door zijn ervaring als overlevende van concentratiekamp Dachau en heeft daarom vooral de confrontatie met de dood als thema. Naast gedichten schreef hij ook toneelstukken, romans en essays.
In 1929 begon Hoornik zijn journalistieke carrière bij het dagblad De Tijd, en vanaf 1933 was hij redacteur bij het Algemeen Handelsblad. In 1934 trouwde hij met Elisabeth Nussbaum. Uit dit huwelijk kreeg hij drie dochters; het paar scheidde in 1957. Vanaf 1929 publiceerde Hoornik gedichten en verhalen; in 1936 verscheen zijn eerste gedichtenbundel “Het Keerpunt”.
Reeds voor de oorlog waarschuwde Hoornik tegen het nazisme, onder meer met het gedicht “Pogrom”, met de slotregel “het is maar tien uur sporen naar Berlijn” (1939; “Steenen”). Hoornik weigerde als literatuur-recensent van het Algemeen Handelsblad in bezettingstijd rekening te houden met de censuur, maar had een gezin met kinderen, waardoor het hem moeilijk viel ontslag te nemen. In de loop van 1942 dook hij toch onder. Zijn werk werd verboden. Op 19 augustus 1943 werd Hoornik samen met zijn vrouw, uitgever Bert Bakker en vrienden gearresteerd op een feest ter gelegenheid van de verschijning van de illegale dichtbundel “Tweespalt”.
Ed Hoornik werd overgebracht naar Kamp Vught en vandaar op 26 mei 1944 naar het concentratiekamp Dachau, waar hij op 29 april 1945 door de Amerikanen bevrijd werd. Dachau heeft een blijvend stempel op hem gedrukt: “Banger word ik voor mijn eigen wezen, Dachau schoof een raster voor mijn ziel” (“Ex Tenebris”) en “wie daarin opgenomen is geweest, zal de dood tot zijn dood met zich meedragen”. In 1968 werd de roman “De overlevende” gepubliceerd, die het trauma van de kampervaring als thema heeft.
Na de oorlog was Hoornik redacteur kunst van Vrij Nederland. Vanaf 1954 was hij ook redacteur van het politiek-literaire blad “De Gids”. Tevens was hij vanaf het begin in 1958 tot zijn overlijden in 1970 verbonden aan het driemaandelijkse, Engelstalige tijdschrift “Delta, a review of arts and thoughts in the Netherlands”, eerst als “editor” en vanaf 1966 eveneens als directeur van de “Delta International Publication Foundation”, de uitgever van het tijdschrift.
Na zijn scheiding trouwde Ed Hoornik in 1957 met Mies Bouhuys, die over haar leven met hem het boek “Het is maar tien uur sporen naar Berlijn” schreef. Hoornik was bevriend met Gerrit Achterberg en Anna Blaman, die het korte verhaal “Ram Horna” op hem inspireerde.
English:
“Geboorte gevolgd door Mattheus en andere gedichten” (Birth Followed by Matthew and Other Poems) is a poetry collection by Ed. Hoornik, published by A. A. M. Stols in The Hague in 1946. This fourth edition comprises 88 pages and measures 12 cm x 20 cm. The book is a hardcover with a dust jacket, although the dust jacket is torn. The condition of the book itself is good.
Eduard (Ed) Jozef Antonie Marie Hoornik (The Hague, March 9, 1910 – Amsterdam, March 1, 1970) was a Dutch poet, associated with the Amsterdam school. Initially, his work was socially critical. His later work is strongly marked by his experience as a survivor of the Dachau concentration camp and thus primarily addresses the confrontation with death. In addition to poetry, he also wrote plays, novels, and essays.
In 1929, Hoornik began his journalistic career at the daily newspaper De Tijd, and from 1933 he was an editor at the Algemeen Handelsblad. In 1934, he married Elisabeth Nussbaum. They had three daughters; the couple divorced in 1957. From 1929, Hoornik published poems and stories; in 1936, his first poetry collection “Het Keerpunt” (The Turning Point) appeared.
Before the war, Hoornik warned against Nazism, including with the poem “Pogrom,” ending with the line “het is maar tien uur sporen naar Berlijn” (it’s only ten hours by train to Berlin) (1939; “Steenen”). Hoornik refused to comply with censorship as a literary reviewer for the Algemeen Handelsblad during the occupation, but having a family made it difficult for him to resign. In 1942, he went into hiding. His work was banned. On August 19, 1943, Hoornik, his wife, publisher Bert Bakker, and friends were arrested at a party celebrating the release of the illegal poetry collection “Tweespalt” (Discord).
Ed Hoornik was taken to Camp Vught and then on May 26, 1944, to the Dachau concentration camp, where he was liberated by the Americans on April 29, 1945. Dachau left a lasting mark on him: “I become more afraid of my own being, Dachau placed a grid over my soul” (“Ex Tenebris”) and “whoever has been there will carry death with them until they die.” In 1968, the novel “De overlevende” (The Survivor) was published, addressing the trauma of the camp experience.
After the war, Hoornik was the art editor for Vrij Nederland. From 1954, he was also an editor of the political-literary magazine “De Gids.” Additionally, from its inception in 1958 until his death in 1970, he was associated with the quarterly English-language magazine “Delta, a review of arts and thoughts in the Netherlands,” first as an editor and from 1966 also as the director of the “Delta International Publication Foundation,” the magazine’s publisher.
After his divorce, Ed Hoornik married Mies Bouhuys in 1957, who wrote about her life with him in the book “Het is maar tien uur sporen naar Berlijn.” Hoornik was friends with Gerrit Achterberg and Anna Blaman, who was inspired by him to write the short story “Ram Horna.”