Schaduw

Nahon, Alice. Schaduw. Gedichten. Antwerpen / Leiden: De Nederlandsche Boekhandel / A. W. Sythoff, 1932. 44 pages. 1 Volume. Fifth Edition. 8e en 9e duizendtal. 15,5 cm. x 21,5 cm. Softcover. Sewn binding. Condition: Fine.

4,00

In stock

Product ID: 3541 SKU: SKU-0946 Category:

Nederlands:

Alice Nahon’s Schaduw. Gedichten is een poëziebundel die in 1932 werd uitgegeven door De Nederlandsche Boekhandel in Antwerpen en A. W. Sythoff in Leiden. Deze vijfde editie (8e en 9e duizendtal) bestaat uit 44 pagina’s en heeft een formaat van 15,5 cm bij 21,5 cm. Het boek verkeert in uitstekende staat en heeft een zachte, genaaide kaft.

Alice Nahon (Antwerpen, 16 augustus 1896 – aldaar, 21 mei 1933) was een Antwerpse dichteres. Ze is wellicht het meest bekend in Vlaanderen vanwege de versregels van haar Avondliedeke III: “‘t is goed in ‘t eigen hert te kijken, nog even vóór het slapengaan, of ik van dageraad tot avond, geen enkel hert heb zeer gedaan, …”

Nahon werd geboren als dochter van de koopman Eduard Swarth, die enige tijd consul van Portugal was, en Maria Jacoba Heijblom. Ze groeide op in Brussel en woonde tot aan haar huwelijk in Mechelen. Van 1894 tot 1910 was ze getrouwd met de Nederlandse schrijver Frits Lapidoth. Deze voor Nahon ongelukkige tijd is beschreven door Jeroen Brouwers in zijn boek Hélène Swarth. Haar huwelijk met Frits Lapidoth, 1894-1910 (1986).

Tijdens haar kinderjaren ging ze naar het Sint-Martinuscollege te Overijse in Vlaams-Brabant. Later werd zelfs het ene schoolgebouw naar haar vernoemd. Vanaf haar achttiende werkte ze korte tijd als leerling-verpleegster in het Stuivenberg-ziekenhuis te Antwerpen. Ze leed aan chronische bronchitis en depressiviteit en bracht meerdere jaren door in diverse sanatoria, waaronder Tessenderlo. Toch schreef ze in die periode twee dichtbundels: Vondelingskens (1920) en Op zachte vooizekens (1921), die haar een enorme populariteit bezorgden.

Met de bundel Schaduw (1928) wilde ze zich afzetten tegen haar zoetgevooisd imago en tegen de kritiek van onder andere Paul van Ostaijen. Met hem werkte ze eerder samen op de redactie van De Schelde, een Vlaams-nationalistisch dagblad. In haar laatste levensjaar woonde ze in de Carnotstraat in Antwerpen; onderzoek in de bevolkingsregisters heeft uitgewezen dat alleen haar Engelse vriendin, Sylvia Newton, daar ingeschreven was. De dichtbundel Maart-Aprilverscheen postuum (1936). In de jaren twintig had ze korte tijd een relatie met de Belgische journalist en publicist Paul Pée.

English:

Alice Nahon’s Schaduw. Gedichten (Shadow. Poems) is a poetry collection published in 1932 by De Nederlandsche Boekhandel in Antwerp and A. W. Sythoff in Leiden. This fifth edition (8th and 9th thousand) consists of 44 pages and measures 15.5 cm by 21.5 cm. The book is in excellent condition with a soft, sewn cover.

Alice Nahon (Antwerp, August 16, 1896 – Antwerp, May 21, 1933) was a Belgian poet. She is perhaps best known in Flanders for the lines from her poem Avondliedeke III: “‘t is goed in ‘t eigen hert te kijken, nog even vóór het slapengaan, of ik van dageraad tot avond, geen enkel hert heb zeer gedaan, …”

Nahon was born as the daughter of merchant Eduard Swarth, who served for a time as the consul of Portugal, and Maria Jacoba Heijblom. She grew up in Brussels and lived in Mechelen until her marriage. From 1894 to 1910, she was married to the Dutch writer Frits Lapidoth. This period, which was unhappy for Nahon, is described by Jeroen Brouwers in his book Hélène Swarth. Haar huwelijk met Frits Lapidoth, 1894-1910 (1986).

During her childhood, she attended the Sint-Martinuscollege in Overijse, Flemish Brabant. Later, one of the school buildings was even named after her. From the age of eighteen, she worked briefly as a trainee nurse at the Stuivenberg Hospital in Antwerp. She suffered from chronic bronchitis and depression, spending several years in various sanatoria, including Tessenderlo. Nevertheless, during this period, she wrote two poetry collections: Vondelingskens (1920) and Op zachte vooizekens (1921), which brought her enormous popularity.

With the collection Schaduw (1928), she sought to break away from her sweetly sentimental image and the criticism from figures such as Paul van Ostaijen. She had previously collaborated with him on the editorial team of De Schelde, a Flemish nationalist daily. In her final year, she lived on Carnotstraat in Antwerp; research in the population registers revealed that only her English friend, Sylvia Newton, was registered there. The poetry collection Maart-April was published posthumously (1936). In the 1920s, she had a brief relationship with the Belgian journalist and publicist Paul Pée.

Dimensions 21,5 × 15,5 cm