Nederlands:
Reninca (Puurs, 13 september 1923) is het pseudoniem van de rooms-katholieke Vlaamse dichteres Renée Lauwers. Reninca staat voor renata in caritate; “herboren in liefde”.
Renée studeerde in de oorlog aan de Antwerpse Katholieke Vlaamse Hogeschool. Haar debuut volgde op 22-jarige leeftijd (in 1945) met proza waarin aforismen en religieus-wijsgerige meditaties een belangrijke rol speelden.[2] Haar debuut werd zeer goed ontvangen en ze werd op basis van haar werk aangeduid als ‘zeer begaafd’. Ook haar latere werken zijn mystiek geïnspireerd en worden veelal gemotiveerd vanuit het ‘menselijk tekort’ en de goddelijke liefde die ertegenover is geplaatst. Deze poëzie is veelal abstract van aard. Soms trok ze ook Vlaams-nationalistisch van leer tegen de verdeeldheid en ‘lafheid’ die bij Vlamingen en Vlaamsgezinden volgens haar bestond.
Daarnaast trok ze fel van leer tegen de “nachtridders” (bedenkelijke weerstanders) die tijdens de oorlog huizen van onterecht verdachte collaborateurs besmeurden met hakenkruizen. Zelf had ze ook last van de verdachtmakingen; alvorens haar vader in 1948 in ere werd hersteld, deed de gemeente Bonheiden in 1947 moeilijk over een uitreisvisum naar Rome.[3] Na 1960 is er geen werk meer van haar verschenen.
Engels:
Reninca (Puurs, September 13, 1923) is the pseudonym of the Roman Catholic Flemish poet Renée Lauwers. Reninca stands for renata in caritate; “reborn in love.”
During the war, Renée studied at the Catholic Flemish University of Antwerp. She made her debut at the age of 22 (in 1945) with prose in which aphorisms and religious-philosophical meditations played an important role. Her debut was very well received, and she was described as ‘highly gifted’ based on her work. Her later works are also mystically inspired and are often motivated by the ‘human deficiency’ and the divine love placed in contrast to it. This poetry is mostly abstract in nature. Sometimes she also harshly criticized Flemish nationalism, targeting the division and ‘cowardice’ she believed existed among Flemings and Flemish supporters.
Additionally, she strongly condemned the “night riders” (questionable resistance fighters) who smeared the houses of unjustly suspected collaborators with swastikas during the war. She herself suffered from such suspicions; before her father’s reputation was restored in 1948, the municipality of Bonheiden made it difficult for her to obtain an exit visa to Rome in 1947. No more work from her has been published after 1960.