Nederlands:
Augusta de Wit besluit op vierenveertigjarige leeftijd op zoek te gaan naar de naam en verblijfplaats van haar vader, een Duitse soldaat over wie zij bitter weinig weet. In ‘De naam van de vader’ stelt Nelleke Noordervliet vragen naar schuld en verantwoordelijkheid voor de geschiedenis. Gaandeweg ontwikkelt deze aangrijpende roman zich tot een universele menselijke tragedie.
Nelleke Noordervliets derde roman ‘Het oog van de naald’ werd genomineerd voor de AKO-prijs. Haar vierde roman ‘De naam van de vader’ kreeg de Multatuliprijs. De cerebrale stijl van dit boek wedijvert met die van Mulisch, de opzet met Hermans, de vele verwijzingen naar de klassieke oudheid hadden van Claus kunnen zijn. Het geheel is van Noordervliet. Een 44-jarige advocate, Augusta de Wit, gaat op zoek naar haar verleden. Dat blijkt moeilijk. Haar voornaam heeft ze van haar vader, een Duitse soldaat; de achternaam niet van haar stiefvader, maar van haar moeder. In haar studietijd (1968!) trouwt ze met een revolutionaire student met een joodse achtergrond. In het jaar dat de Berlijnse muur valt, komt ook voor haar de Wende. Soms is het boek iets te geconstrueerd (Augusta is in 1968 in Parijs èn in Praag; in 1989 in Weimar). Het thema dat ze aansnijdt is echter van alle tijden: schuld en boete.
English:
Augusta de Wit decides at the age of forty-four to search for the name and whereabouts of her father, a German soldier about whom she knows very little. In ‘The Name of the Father,’ Nelleke Noordervliet raises questions about guilt and responsibility for history. Gradually, this poignant novel develops into a universal human tragedy.
Nelleke Noordervliet’s third novel ‘Het oog van de naald’ was nominated for the AKO prize. Her fourth novel ‘De naam van de vader’ received the Multatuliprijs. The cerebral style of this book rivals that of Mulisch, the structure with Hermans, and the many references to classical antiquity could have been by Claus. It is entirely Noordervliet’s own. A 44-year-old lawyer, Augusta de Wit, searches for her past. This proves difficult. She got her first name from her father, a German soldier; her surname not from her stepfather, but from her mother. During her student years (1968!) she marries a revolutionary student with a Jewish background. In the year the Berlin Wall falls, she also experiences a personal turning point. Sometimes the book feels a bit too constructed (Augusta is in Paris and Prague in 1968; in Weimar in 1989). However, the theme she addresses is timeless: guilt and atonement.