Nederlands:
De laatste filmmagnaat (The Last Tycoon) is de roman die Scott Fitzgerald aan het schrijven was toen hij in december 1940 plotseling overleed aan een hartaanval. Het boek is dan ook niet voltooid, het verhaal breekt op ongeveer tweederde van de voorgenomen lengte af. Uit de nagelaten papieren van de auteur blijkt hoe hij zich de afronding had voorgesteld en deze afloop is nu als een synopsis samengevat opgenomen aan het slot. Ook aan het slot opgenomen zijn aantekeningen van Fitzgerald, waaruit blijkt dat hij zich voorgesteld had nog aanzienlijke wijzigingen in het “voltooide” gedeelte aan te brengen. Daarom is De laatste filmmagnaat alleen al als kijkje in het laboratorium van een schrijver uiterst belangwekkend.
Het boek is vooral belangrijk omdat het een haarscherp inzicht geeft in de realiteit van de Hollywoodse droomfabrieken in hun grootste glorietijd. Fitzgerald kende de filmwereld maar al te goed: als scenarioschrijver was hij aan de studio’s verbonden geweest. De wijze waarop in Hollywood (uiteraard in ruil voor veel tijd) een schrijver door de geestelijke gehaktmolen gedraaid werd, wordt met uiterste precisie uit de doeken gedaan en de gedrevenheid waarmee dat gebeurt, maakt duidelijk dat Fitzgerald daar veel genoegen aan beleefd heeft.
Toch is het boek geen verwerping van datzelfde Hollywood. Het is naast een subjectieve reportage vooral het portret van één man, Monroe Stahr, de laatste der filmvorsten, de laatste magnaat. Dat portret is eerder uit bewondering geschreven. Monroe Stahr, de man die niet in films “deed”, maar die zelf film wàs. Even dertig, joods, spiritueel, handig zakenman, gokker met lef, uitstekend coördinator en zelf overborrelend van ideeën waarmee hij zijn omgeving inspireerde. Film was zijn leven en film werd zijn dood.
English:
The Last Tycoon is the novel that Scott Fitzgerald was working on when he suddenly died of a heart attack in December 1940. Consequently, the book is unfinished, with the story breaking off at about two-thirds of its intended length. However, the author’s notes on how he envisioned the conclusion have been included as a synopsis at the end. Also included are Fitzgerald’s notes indicating that he had intended to make significant changes to the “completed” portion. Therefore, The Last Tycoon is fascinating as a glimpse into a writer’s workshop.
The book is particularly important because it provides a sharp insight into the reality of Hollywood’s dream factories during their greatest glory days. Fitzgerald knew the film world all too well: he had been connected to the studios as a screenwriter. The way in which writers were mentally ground down in Hollywood (in exchange for considerable time) is described with extreme precision, and the passion with which this is done makes it clear that Fitzgerald derived much satisfaction from it.
Yet, the book is not a rejection of Hollywood itself. Besides being a subjective report, it is primarily the portrait of one man, Monroe Stahr, the last of the film tycoons. This portrait is written out of admiration. Monroe Stahr, the man who did not just work in films, but who was film himself. Just thirty, Jewish, spiritual, a skilled businessman, a daring gambler, an excellent coordinator, and brimming with ideas that inspired those around him. Film was his life, and film became his death.